Hallo eenzaamheid.

Hallo eenzaamheid, daar ben je weer.

Ik ben inmiddels zo gewend dat je regelmatig langskomt waardoor ik je altijd heb omarmd en zonder twijfel heb binnengelaten, sterker nog, meestal stond ik al in de deuropening op je te wachten.
Soms vraag ik me af of ik je niet gewoon zelf uitgenodigd heb, maar waarom zou ik dat doen, je bent immers het meest gehate fenomeen op aarde en toch lijkt het alsof ik het fijn vind wanneer je er weer bent.

Als ik terugdenk aan de eerste keer dat je voorbijkwam moet ik vele jaren terug naar mijn eerste herinnering van jou, waarschijnlijk was je stiekem al eerder op bezoek geweest maar voor zover ik weet was het wanneer ik alleen thuis was in het dorp waar wij woonden, ik was toen ongeveer 12 jaar oud en voelde me verdrietig en onbegrepen door iedereen om me heen, inclusief mijzelf. Ik worstelde met wie ik was, hoe ik me moest gedragen, wat ik mocht vinden van de wereld en van alles om me heen.

Nu schiet me ineens te binnen dat ik je (bewust) inderdaad al eerder had ontmoet, ik was toen 5-6-7 jaar oud, we woonden toen nog in de stad en mijn ouders gingen toen samen met vrienden op skivakantie, terwijl wij (mijn broer in ik) thuis moesten blijven met oma die dan moest oppassen. Ieder jaar wanneer onze ouders weer thuiskwamen beloofden ze stellig dat we de volgende keer met hun mee zouden mogen gaan, we zijn echter nooit samen op skivakantie geweest. Daar heb je mij toen gezelschap gehouden en zijn we samen een vertrouwensband aangegaan.

Terug naar het dorp waar je me steeds vaker kwam bezoeken, als ik er nu over nadenk was je er altijd wanneer ik je nodig had, ik voelde me ellendig en onbegrepen en als je dan bij me was kwam er een gevoel van herkenning, een soort vertrouwd gevoel, een gevoel van zie je nou wel, ik moet het inderdaad gewoon alleen doen, niemand snapt wie ik ben en hoe ik me voel. We klommen dan samen op het dak van de boerderij en zaten dan tegen de schoorsteen aan over de velden te kijken, daar heb ik nog steeds fijne herinneringen aan, jij en ik samen op het dak, rust, niemand die ons stoorde of vertelde wat ik wel of niet moest doen of hoe ik me zou moeten voelen. Dat vind ik, ook nu nog, zo fijn van jouw bezoeken, je bent er wel maar laat me volledig met rust, van jou hoef ik niet te veranderen, van jou mag ik me ellendig voelen, van jou mag het blijven zoals het is zodat je geen afscheid hoeft te nemen en bij me kunt blijven. In die zin ben je een goede en trouwe vriend geworden die me nog nooit in de steek heeft gelaten. Soms vraag ik af waarom iedereen zo’n hekel aan je heeft, waarom iedereen vindt dat je weg moet gaan.

Je kwam zelfs regelmatig ongevraagd en onaangekondigd aan mijn deur kloppen, dan snapte ik niet wat je kwam doen maar ik liet je altijd binnen, je was er immers ook altijd voor mij geweest. Jouw bezoeken zorgden ervoor dat ik keer op keer bevestigd werd in mijn denken en doen, niemand snapt mij, niemand weet wie ik echt ben en niemand kan mij helpen behalve jij, eenzaamheid. Misschien miste je me wel of had je het gevoel dat je me aan het kwijtraken was omdat ik anders begon te denken, of omdat ik iemand had leren kennen waar ik me wel begrepen en fijn bij voelde. Achteraf heb je toch iedere keer weer gelijk gekregen, ook zij snapten mij niet en begrepen niet waarom ik me voelde zoals ik me voelde. Jij wel, tegenover jou hoef ik niets uit te leggen, tegenover jou hoef ik me niet te verantwoorden, samen met jou mag ik denken zoals ik dat gewend ben en hoef ik niet na te denken over wat ikzelf anders zou kunnen doen om van mijn gevoel van leegte af te komen, daar ben jij immers voor, om dat gevoel te compenseren.

Maar, eenzaamheid, ik wil je bij deze bedanken voor je gezelschap en het feit dat je mijn verdriet en onmacht, om met het leven om te gaan zoals het is, nooit hebt weggenomen, dat je altijd alleen maar naast me bent gaan staan, dat je nooit hebt geprobeerd om me beter te laten te voelen. Je hebt me daarmee uiteindelijk in laten zien dat ik samen met jou nooit gelukkig zal zijn zoals vele anderen dat wel zijn. Dat ik samen met jou nooit de weg zal vinden naar zelfacceptatie, naar acceptatie van het leven zoals dat zich voordoet. Dat ik samen met jou gevangen blijf in zelfmedelijden en rigide denkbeelden. Dat ik samen met jou oud kan worden maar nooit zal kunnen genieten van de liefde van anderen naar mij toe.

Dus, eenzaamheid, de volgende keer dat je aan mijn deur klopt zal ik opendoen en met je praten in de deuropening, ik zal je vriendelijk en dankbaar verzoeken weg te gaan en ergens anders verder te gaan met wat je doet en waarom je dat doet maar niet meer bij mij. Ik heb namelijk geleerd dat ik het zelf moet doen maar dat ik het niet alleen hoef te doen, dat er hulp aanwezig is in grote mate, dat er heel veel mensen zijn die mij misschien niet meteen hoeven te begrijpen maar me wel kunnen helpen. Het enige wat ik daarvoor moet doen is jou de deur wijzen en de juiste mensen vragen om hulp.

Dus nogmaals, ‘Eenzaamheid’, bedankt dat je er zolang voor me bent geweest maar ik ga nu verder zonder jou, alleen maar niet meer eenzaam.